Zijn vader was Arnoldus Hubertus van Soest en moeder was Jacoba Mechtilda Rosalia Freulich.
Onze ouders zijn ruim 52 jaar samen getrouwd geweest.
Hun “gouden” huwelijk dat ze samen gevierd hebben was heel apart. Heel apart in die zin dat ze op zo’n hoge leeftijd nog samen waren, maar ook weer niet. Immers precies één jaar voor hun gouden huwelijk, namelijk op 11 juli 1997 werd pap getroffen door een zware hersenbloeding. Vanaf dat moment kon hij niet meer praten. Niet meer schrijven, niet meer lopen, kortom, hij was helemaal afhankelijk van anderen.
Hulp die hij eerst in het ziekenhuis heeft gekregen en later nog bijna 2 jaar lang in een verzorgingshuis.
Maar zeker ook mam zelf heeft gedurende die lange periode van 3 jaar dat hij afhankelijk was van anderen, pap dagelijks verzorgd. Iedere dag ging ze naar hem toe om bij hem te zijn. Hem eten en drinken te geven. Mee te helpen om hem te verzorgen. Bewonderenswaardig gewoon! Deze toch wel zware periodes zo aan het einde van hun leven samen, was wel kenmerkend voor hun hele leven.
In onze ogen hebben ze altijd wel een zwaar leven gehad. Al vroeg zijn ze allebei “het huis uit” gegaan om te gaan werken
Mam zelf was amper 14 jaar toen ze al bij een familie {fam. Van de Broek} in Sevenum ging werken. Ze werd “verhuurd” zoals men dit toentertijd noemde voor fl. 90.00 per jaar .( Let op! Hier staat geen typefout )! Inderdaad 90 gulden per jaar!! (voor de jongere generatie onder ons, dit is dus € 40,84 ) En een jaar liep van Pasen tot Pasen. Op dit eerste adres heeft ze bijna 4 jaar gewerkt. Daarna is ze op bijna 18 jarige leeftijd begonnen bij Smith-Schattorjé op de “Stalberg” ( in Venlo ), waar ze zo’n 6 jaar heeft gewerkt. Vervolgens is ze in Venlo op de Roermondschestraat 57 gaan werken bij dokter Groothuis. Een plaats waar ze veel ellende kende, ze moest hier namelijk de hele dag in de kelder leven (werken, eten, en drinken ) Alleen slapen mocht ze op de zolder. Het leven voor haar was hier echt hard. Ze heeft hier dan ook slechts 6 maanden gewerkt en is toen weer op zoek gegaan naar een andere baan.
Deze vond ze wederom in een slagerij. Nu bij slagerij Joosten in de Vleesstraat (nr. 69 ) in Venlo. Voor een salaris van fl. 20.00 per maand (!) werd ze hier aan genomen. Na enkele jaren hier werkzaam te zijn geweest is ze op 26 jarige leeftijd weer overgestapt naar een nieuwe baan. Ze is toen gaan werken bij juwelier Hermsen in Venlo. Hier heeft ze altijd met plezier gewerkt. Ook op latere leeftijd is er nog altijd contact gebleven met de familie Hermsen.
Ook pap is op jonge leeftijd al in Venlo gaan werken. Eerst bij een tuinders bedrijf. Maar al snel werd deze baan verruild voor het slagersvak bij Slagerij Cool in Venlo. Hier heeft hij ruim 14 jaar gewerkt. Hij moest hier hard werken. Eigenlijk was er sprake van te hard werken. Zo hard zelfs dat slager Joosten, de slager waar mam op dat moment werkte, vaker zei “die jongen moet toch veel te zwaar werk doen”. Mam heeft ons dit vaker gezegd. Een relatie met pap had ze toen nog niet. Maar misschien werd juist door deze opmerking van haar baas de aandacht van mam op pap gevestigd? Eigenlijk jammer dat we dit haar nooit hebben gevraagd, maar het zal ongetwijfeld toch wel enige invloed hebben gehad. We weten wel uit hun verhalen dat het de vrienden van pap en mam begon op te vallen dat als pap in de weekenden naar huis fietste, mam toevallig met haar vriendin Lia naar het kapelletje van Genooi fietste. Het kapelletje waar pap altijd op weg naar huis even naar toe fietste. En toevallig kwam mam er dan ook. De ware reden van het bezoek aan het kapelletje kreeg er in de loop van de tijd dus nog een reden bij. De vrienden en vriendinnen van pap en mam zijn toen een complot gaan smeden. Met de Tegelse kermis spraken de jongens toen af dat ze uit zouden gaan in Tegelen en de meisjes zouden ook naar de kermis gaan. En inderdaad, die 24e augustus 1942 vond “toevallig” de eerste echte ontmoeting plaats. En “toevallig” gingen alle vrienden en vriendinnen op een onbewaakt moment weg en zouden die avond ook niet meer bij hun terugkomen. Ze waren dus ineens op elkaar aangewezen om de kermisavond samen door te brengen.
Nadere detaillering hoe die avond verder verlopen is hebben ze ons nooit verteld, maar het was dus een mooi complot waar iedereen iets van afwist, behalve pap en mam zelf.Het begin van een mooie tijd was aangebroken.
Echter ook het begin van een heel moeilijke tijd, want we hebben het wel nog steeds over de oorlogsjaren. Het zou nog een zware en vreselijke tijd worden die ze samen lange tijd in een schuilkelder in Venlo met nog vele andere mensen doorbrachten. Lief en leed werd hier samen gedeeld. Over de periode oktober 1944 t/m januari 1945 werd door een . medebewoonster in de schuilkelder een dagboek bijgehouden. In 2007 werd hiervan zelfs een boekje gemaakt en uitgegeven met als titel: “Drie bewogen maanden in Venlo”, geschreven door Mia van Lokven. Toch apart om via dit boekje, waarin dus alle namen van de mensen die in de schuilkelder zaten herhaaldelijk worden genoemd, waaronder dus ook die van pap en mam, deze vervelende periode die ze hebben moeten meemaken, op deze manier alsnog een kleine beetje te beleven. Na de oorlogsjaren zijn ze allebei in Eindhoven gaan werken. Mam bij slagerij van Liemp op de Boschdijk en pap bij slagerij de Vries aan de Tongerschestraat (nr 158). Hij nam hier de plaats in van Sjir Metsemakers uit Wanssum, die jaren later zijn Geleense collega en vriend zou worden.
Vanuit Eindhoven begonnen pap en mam echter al plannen te smeden om een eigen zaak te gaan beginnen. Plannen die hun uiteindelijk tot Groningen brachten om daar een slagerij over te nemen. Hier zou het geloof echter duidelijk van invloed zijn op hun verder leven, want de eigenaresse van de slagerij in Groningen, welke de zaak wilde verkopen, deelde hun mee dat ze vanwege hun katholieke geloof absoluut geen klandizie zouden krijgen voor hun zaak. Gedesillusioneerd gingen ze hier toen weg en vertrokken van het hoge Noorden naar het diepe Zuiden in het land. Nu naar Maastricht. Hier begonnen ze in september 1948 een eigen slagerij in de Rechtstraat.
Echter niet nadat ze eerst dus nog op 7 juli 1948 in Helden in het huwelijk waren getreden.
In Maastricht was het eigenlijk een moeilijke tijd. Er waren veel slagerijen, alleen al in de Rechtstraat waren er op enig moment 10 (!) slagerijen, en ze hadden bovendien te maken met een lastige verhuurder van het pand die hun regelmatig tegen werkte.
Overigens was het in die tijd een traditie onder de slagers om op Witte Donderdag heel groots uit te pakken met versierde etalages. Het was in die tijd gebruikelijk om beelden te boetseren van rundvet. Rundvet is van nature hard en laat zich gemakkelijk bewerken. Aan het rundvet werd zout toegevoegd voor de houdbaarheid en soms een beetje reuzel (varkensvet) om het vet wat beter kneedbaar te maken. Bij de grotere beelden werd een geraamte van hout, ijzer en kippengaas als basis opgezet.. Op deze ruwe vorm werd het vet in dikke lagen aangebracht en vervolgens gemodelleerd. Hier werden de etalages dus mee versierd. Het waren pure staaltjes van vakmanschap. Voordelig waren ze niet want vet was in het midden van de vorige eeuw een veel gevraagd artikel. Momenteel komt deze vorm van boetseren bijna niet meer voor. De kennis ontbreekt en het is tijdrovend.
Maar toen werd dus de hele nacht doorgewerkt om elkaar de loef af te steken met de mooiste uitstalling van vleeswaren en vetsculpturen. Maastrichtenaren gingen die dagen de slagerijen langs om al die opgetuigde heerlijkheden te bewonderen.
Na een paar jaar Maastricht, waar ze ook in het kerkelijke leven beide erg actief zij geweest, vertrokken ze als jong gezin, want inmiddels waren Rosalie en Ben al geboren, in februari 1955 naar Geleen. Hier werd een heel eigen slagerij “van de grond af” opgebouwd. Een voor die tijd zelfs heel moderne slagerij. In Geleen was dit toen de eerste slagerij die een eigen koelinrichting” had.
Ondanks het harde leven bleef het geloof toch een voorname plaats in het leven houden. Vooral Kevelaer, Kapelletje van Genooy, Wittem, Heppeneert en de kapel van Karolus Houben in Munstergeleen werden door hun trouw bezocht.
De gezondheid en mobiliteit gingen echter langzaamaan steeds verder achteruit.
In maart 1995 zijn ze daarom toen verhuisd naar de aanleunflat Kollenbergerhof in Sittard. Helaas kwam hieraan al op 11 juli 1997 een einde, in de zin dat het samen wonen in de flat niet meer mogelijk was. Die datum kreeg pap namelijk een zware hersenbloeding. Gevangen in zijn eigen lichaam heeft hij toch nog ruim 3 jaar geleefd. Zoals eerder geschreven, praten, schrijven, lopen, ging allemaal niet meer. Contact hadden we alleen maar met pap via de ogen. En toch bleef er een tevreden blik in zijn ogen aanwezig. Een blik met af en toe die heerlijke ondeugende uitstraling erin.
En mam was iedere dag bij hem aanwezig. Om bij hem te zijn en hem te helpen.
Het mooie leven van de laatste jaren werd weer een zwaar leven. Maar mam deed alles voor pap. Dagelijks! Alleen eind april 1998 ging het een paar dagen niet. Na haar bezoek aan pap stapte ze weer op haar fiets om naar huis te fietsen. Echter 100 meter van haar appartement verwijderd werd ze aangereden door een auto. Het gevolg hiervan was een gecompliceerde linker been breuk waardoor ziekenhuisopname noodzakelijk was.
De eerste paar dagen hebben we pap toen in een rolstoel naar mam in het ziekenhuis gebracht, maar al snel werden de rollen omgedraaid en liet mam zich naar pap rijden in een rolstoel, ”want daar kan ik pap tenminste helpen met eten”.
Uiteindelijk is pap op 11 augustus 2000 overleden. Heel rustig, nog wachtend tot mam bij hem was. Mam heeft het daarna heel moeilijk gehad. Haar partner, haar man, de rust in huis, werd toch wel heel hard gemist. De man met wie ze zoveel lief en leed altijd had gedeeld. Het was een leven tussen twee personen met veel overeenkomsten, maar ook tussen twee verschillende personen. Waar de een (pap) nogal gelaten en kalm zou reageren, dacht de ander (mam) dat het vaak beter was iets fanatieker de zaken af te handelen.
Echter ze vormden een echtpaar die elkaars plussen en minnen voortreffelijk deden aanvullen en een voorbeeld waren voor ons kinderen. Ouders waar we trots op zijn!
De mooiste geschenken hoeven niet materialistisch van aard te zijn, doch bestaan uit een gebaar, een knipoog of gewoon een begripvolle blik. Gewoon, lieve woorden voor elkaar en als dat niet meer gaat elkaars handen vasthouden. Dat heeft pap ons zonder woorden nog duidelijk gemaakt in het verzorgingshuis waar hij de laatste 3 jaar van zijn leven verbleef.
Zoals al eerder aangehaald, heeft mam het na het overlijden van pap vaak heel moeilijk gehad. Het “hoefde voor haar niet meer”, maar andere momenten zei ze weer dat ze 95 wilde worden. Vanuit haar aanleunwoning liep ze, als het weer het toe liet, bijna dagelijks even naar het graf van pap. Verder deed ze weer mee aan de activiteiten van de Kollenbergerhof of ging ze een paar keer in de week naar de dagopvang. Ze genoot als wij als kinderen op bezoek kwamen en al helemaal als ze ergens mee naar toe mocht in de auto. Dat vond ze heerlijk.
In februari 2011 werd ze echter ernstig ziek en werd opgenomen in het ziekenhuis. Haar gezondheid ging ineens snel achteruit. Op advies van de specialist werd ze begin maart 2011 opgenomen in Hospice Daniken in Geleen, want de diagnose was dat ze nog maar een paar weken te leven zou hebben. Maar moeder zou moeder niet zijn als ze daar niet iets anders over dacht. Ze wilde immers 95 jaar worden.
De weken werden maanden en uiteindelijk is ze, het klinkt misschien vreemd, maar is ze na een mooie zomer periode in het Hospice, op 7 juli 2011 overleden. Echter niet nadat we, op haar eigen verzoek, op 6 juli, de dag dat ze bediend is geworden, nog even samen gezellig koffie hadden gedronken en een stuk vlaai erbij, want morgen zou ze jarig zijn.
Juist ja, precies dezelfde dag dat ze 95 jaar geleden werd geboren, is ze overleden. Maar dat had ze al jaren eerder zo voorspeld. De cirkel was hiermee rond en definitief gesloten.
Foto’s